Jan Jans werd in 1893 in Almelo geboren. Na zijn studies in Zwolle en Amsterdam vestigde hij zich in zijn geboortestad als architect. Een humanistisch socialist, met een uitgesproken belangstelling voor de cultuur van zijn streek, die hij ook als uitgangspunt gebruikte voor zijn eigen werk. Berlage, één van zijn leermeesters, had hem op het spoor van de landelijke bouwkunst gezet en hij is dat uitgangspunt zijn hele leven trouw gebleven.
De ideeën van Jans kwamen niet uit de lucht vallen. Onder invloed van de industrialisatie en modernisering van de samenleving kwam er in de eerste decennia van de vorige eeuw een sterke belangstelling voor het verdwijnende platteland en de daarmee samenhangende cultuur. Jans, die de landelijke bouwkunst zag als “het volkslied van de architectuur”, beschouwde het als zijn roeping het goede uit het verleden vast te leggen. Niet alleen uit nostalgische overwegingen, maar ook om het te gebruiken als basis voor de bouwkunst in de toekomst. “Een goed huis is een gebouwde glimlach” en “Bouwen is getuigen van alle dingen van leven en dood” schreef hij ooit.
Hij stierf in 1963, achter de tekentafel. Zijn ideeën, zijn niet aflatende stormloop voor het behoud van Ootmarsum bijvoorbeeld, hadden inmiddels op brede schaal bekendheid en navolging gekregen. Na zijn dood is de waardering er alleen maar groter op geworden, al had ook Jan Jans niet kunnen verhinderen dat het Twentse platteland ingrijpend veranderde. Het hopeloze van zijn strijd tekent het dilemma waarvoor hij stond: je kunt hopen de vormen in stand te houden, maar als de wereld daarachter verdwijnt worden ook die vormen op een gegeven moment leeg en zinloos.